Dutch

From Braindump
Jump to navigation Jump to search
Dutch vowels.png

Vowels

Pronunciation of vowels is shifted in dutch. The dutch letter E is pronounced similar to an English A. The dutch letter I is similar to the English E

NL: A E I O U IJ
EN: _ A E O   I

http://dialectblog.com/2013/10/11/diphthongs-english-dutch/

https://www.youtube.com/watch?v=uqrXodQt74I

Long v.s. Short / Lange klanken, korte klanken

AA EE IE OO UU

A vowel followed by one consonant and then a vowel is pronounced long.

baan, banen

ban, bannen

E can sounds can be short or long: en, één or can sound like an 'uh' with de, een

Two character vowels

EU, OE, UI
AU/OU, IJ/EI

Three character vowels

EEUW, IEUW

Consonants

G, No need to overdo it, the hard G is an above the rivers thing with a hard mouth clearing sound. Below the rivers is more of an H with air blowing out, but with small mouth.

CH and G have the same sound. The combination S+CH and CH+T are always with CH

NOG, LAG (laying down)

TOCH, LACH (laughing), ZUCHT

SCHOOL

C can sound like an S

cent, ceremonie

C can sound like an K

cola

-tie is pronounced tsie

politie, vakantie


S/Z

huis, huizen


F/V

leef, leven

vrienden

V/W

vaar

waar


D/T

long story with verbs: +T

hij wordt

ik ben geworden


Articles / Lidwoorden

https://www.welklidwoord.nl/

A specific object. There are multiple cars, but the car I'm talking about is a specific car. "De" is most common, but some words have the article "Het". There are some rules, but mostly it's something you need to know or lookup. Plural is always De and a singlar Diminutive (-je) is always Het

The red car: de auto is rood, de rode auto, de rode autos, het rode autootje

The blue house: het huis is blauw, het blauwe huis, de blauwe huizen, het blauwe huisje

NL: De Het
EN: The
FR: Le La Les
DE: Der Die Das

Zelfstandige Naamwoorden Objects

Enkelvoud

Singular

Meervoud

Plural

Verkleinwoord

Diminutive

Meervoud verkleinwoord

Plural Diminutive

+en
de tuin de tuinen het tuintje de tuintjes
de hond de honden het hondje de hondjes
de boom de bomen het boompje de boompjes
de trap de trappen het trapje de trapjes
het kind de kinderen het kindje de kindjes
F wordt V
de hoef de hoeven het hoefje de hoefjes
S wordt Z
het huis de huizen het huisje de huisjes
de poes de poezen het poesje de poejes
-e, -el, -en, -er, -em, -ie of -eau
het cadeau de cadeaus het cadeautje de cadeautjes
de vakantie de vakanties het vakantietje de vakantietjes
-i, -a, -o, -u, -y
de auto de auto's het autootje de autootjes
de baby de baby's het baby'tje de baby'tjes

Persons / Persoonsvorm

NL: ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij
EN: I, you, he/she/it, we, you, they

Posession / Bezittelijk

ik heb een auto

de auto is van mij

het is mijn auto


hij heeft een auto

de auto is van hem

het is zijn auto


zij heeft een auto

de auto is van haar

het is haar auto


wij hebben een auto

de auto is van ons

het is onze auto


jullie hebben een auto

de auto is van jullie

het is jullie auto


zij hebben een auto

de auto is van hen / hun

het is hun auto

Verbs / werkwoorden

to be ... zijn: ik ben, jij bent, hij/zij/het is, wij/jullie,zij zijn
zij zegt

Past tense / verleden tijd

worden, ik word, hij wordt, wij worden, ik werd, wij werden, wij zijn geworden.

zijn, ik ben, hij is, wij zijn, ik was, wij waren, wij zijn geweest.

hebben, ik heb, hij heeft, ik had, wij hadden, hij hebben gehad.

lopen, liep, gelopen

zingen, zong, gezongen.

Prefixes / Voorvoegsels

ge-
be-
ver-
ont-
her-

gehouden

behouden

verhouden

onthouden

Suffixes / Achtervoegsels

-ig
-lijk
-tie
-teit
-heid

glazig

eerlijk

vakantie

electriciteit

vergetenheid

-er de bakker the baker
-ling tweeling twins
-loog psycholoog
-logie psychologie
-baar aaibaar pettable
-rijk belangrijk important
-loos belangeloos without reward
-achtig schaapachtig sheep like
-schap vriendschap friendship
-halve gemakshalve out of convenience
garage
verplicht
zo'n fiets
knalgeel
vuurwerk
verschrikkelijk