Dutch: Difference between revisions

From Braindump
Jump to navigation Jump to search
No edit summary
No edit summary
Line 4: Line 4:
  NL: A E I O U IJ
  NL: A E I O U IJ
  EN: _ A E O  I
  EN: _ A E O  I


'''Long v.s. Short / Lange klanken, korte klanken'''
'''Long v.s. Short / Lange klanken, korte klanken'''
Line 13: Line 14:


ban, bannen
ban, bannen
E can sounds can be short or long: en, één or can sound like an 'uh' with de, een


'''Two character vowels'''
'''Two character vowels'''
Line 30: Line 34:


TOCH, LACH, ZUCHT
TOCH, LACH, ZUCHT




Line 39: Line 44:


cola
cola
-tie is pronounced tsie


-tie is pronounced tsie
-tie is pronounced tsie
Line 45: Line 51:




S/Z
 
'''S/Z'''


huis, huizen
huis, huizen




F/V
 
'''F/V'''


leef, leven
leef, leven




V/W
 
'''V/W'''


vaar
vaar
Line 62: Line 71:




D/T
 
'''D/T'''
 
long story with verbs: +T
 
hij wordt
 
ik ben geworden
 


'''Articles / Lidwoorden'''
'''Articles / Lidwoorden'''
Line 68: Line 85:
https://www.welklidwoord.nl/
https://www.welklidwoord.nl/


A specific object. There are multiple cars, but the car I'm talking about is a specific car. De is most common, but some words are Het. There are some rules, but mostly it's something you need to know or lookup. Plural is always De and a singlar Diminutive (-je) is always Het
A specific object. There are multiple cars, but the car I'm talking about is a specific car. "De" is most common, but some words have the article "Het". There are some rules, but mostly it's something you need to know or lookup. Plural is always De and a singlar Diminutive (-je) is always Het


The red car, de rode auto, de rode autos, het rode autootje
The red car: de auto is rood, de rode auto, de rode autos, het rode autootje


The blue house, het blauwe huis, de blauwe huizen, het blauwe huisje
The blue house: het huis is blauw, het blauwe huis, de blauwe huizen, het blauwe huisje
  NL: De Het
  NL: De Het
  EN: The
  EN: The
Line 183: Line 200:


  zij zegt
  zij zegt
'''Past tense / verleden tijd'''
worden, ik word, hij wordt, wij worden, ik werd, wij werden, wij zijn geworden.
zijn, ik ben, hij is, wij zijn, ik was, wij waren, wij zijn geweest.
hebben, ik heb, hij heeft, ik had, wij hadden, hij hebben gehad.
lopen, liep, gelopen
zingen, zong, gezongen.


Prefixes / Voorvoegsels
Prefixes / Voorvoegsels

Revision as of 11:20, 29 May 2024

Vowels

Pronunciation of vowels is shifted in dutch. The dutch letter E is pronounced similar to an English A. The dutch letter I is similar to the English E

NL: A E I O U IJ
EN: _ A E O   I


Long v.s. Short / Lange klanken, korte klanken

AA EE IE OO UU

A vowel followed by one consonant and then a vowel is pronounced long.

baan, banen

ban, bannen

E can sounds can be short or long: en, één or can sound like an 'uh' with de, een


Two character vowels

EU, OE, UI
AU/OU, IJ/EI

Three character vowels

EEUW, IEUW

Consonants

G, No need to overdo it, the hard G is an above the rivers thing with a hard mouth clearing sound. Below the rivers is more of an H with air blowing out, but with small mouth.

CH and G have the same sound

NOG

TOCH, LACH, ZUCHT


C can sound like an S

cent, ceremonie

C can sound like an K

cola -tie is pronounced tsie

-tie is pronounced tsie

politie, vakantie


S/Z

huis, huizen


F/V

leef, leven


V/W

vaar

waar


D/T

long story with verbs: +T

hij wordt

ik ben geworden


Articles / Lidwoorden

https://www.welklidwoord.nl/

A specific object. There are multiple cars, but the car I'm talking about is a specific car. "De" is most common, but some words have the article "Het". There are some rules, but mostly it's something you need to know or lookup. Plural is always De and a singlar Diminutive (-je) is always Het

The red car: de auto is rood, de rode auto, de rode autos, het rode autootje

The blue house: het huis is blauw, het blauwe huis, de blauwe huizen, het blauwe huisje

NL: De Het
EN: The
FR: Le La Les
DE: Der Die Das Dem 

Zelfstandige Naamwoorden Objects

Enkelvoud

Singular

Meervoud

Plural

Verkleinwoord

Diminutive

+en
de tuin de tuinen het tuintje de tuintjes
de hond de honden het hondje de hondjes
de boom de bomen het boompje de boompjes
de trap de trappen het trapje de trapjes
het kind de kinderen het kindje de kindjes
F wordt V
de hoef de hoeven het hoefje de hoefjes
S wordt Z
het huis de huizen het huisje de huisjes
de poes de poezen het poesje de poejes
-e, -el, -en, -er, -em, -ie of -eau
het cadeau de cadeaus het cadeautje de cadeautjes
de vakantie de vakanties het vakantietje de vakantietjes
-i, -a, -o, -u, -y
de auto de auto's het autootje de autootjes
de baby de baby's het baby'tje de baby'tjes

Persons / Persoonsvorm

NL: ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij
EN: I, you, he/she/it, we, you, they

Verbs / werkwoorden

to be ... zijn: ik ben, jij bent, hij/zij/het is, wij/jullie,zij zijn
zij zegt

Past tense / verleden tijd

worden, ik word, hij wordt, wij worden, ik werd, wij werden, wij zijn geworden.

zijn, ik ben, hij is, wij zijn, ik was, wij waren, wij zijn geweest.

hebben, ik heb, hij heeft, ik had, wij hadden, hij hebben gehad.

lopen, liep, gelopen

zingen, zong, gezongen.


Prefixes / Voorvoegsels

ge-
be-
ver-
ont-
her-

gehouden

behouden

verhouden

onthouden

Suffixes / Achtervoegsels

-tie
-teit
-heid
-lijk
electriciteit
eerlijk
vergetenheid
garage
verplicht
zo'n fiets
knalgeel
vuurwerk
verschrikkelijk